2014-nr.4 De oorlogsjaren in Anloo (2)

Catharina Timmer-Lemstra, dochter van ‘meester Lemstra’, stuurde ons haar herinneringen aan de oorlogsjaren in Anloo. Dit is het tweede en laatste deel.

Brandstof, voedsel en verwarming

Olie als brandstof was je nodig. Dit was natuurlijk ook op de bon en soms ook met mate verkrijgbaar. Koken moest op een petroleumstel. In de schuur stond een klein schipperskacheltje waarin hout werd gestookt moest worden. Hierop kwam een grote pan met water, nodig om het hele lichaam te wassen. Op dit kacheltje hebben we ook een keer stroop van suikerbieten gekookt. Die bieten hadden we denk ik van buurman Meijering gekregen. Het hele huis rook naar bietenstroop, maar je was er erg blij mee.

09-04 figuur 1

Figuur 1. Plaquette bij de bevrijdingsboom aan de Brinkstraat te Anloo.

De melk die we van melkboer Ab Kors aan de deur kochten was zeer mager. Een enkele keer kregen we een liter volle melk. Daar was mijn moeder dan heel blij mee. Ik werd op de grond neergezet, kreeg een fles met een wijde hals in de hand gedrukt en moest schudden. Mocht ik de fles laten vallen, dan ging hij vast niet stuk. Waarom moest ik schudden? Dan kregen we echte boter, maar ik wist niet wat dat was, bovendien was de teleurstelling groot dat er niet direct een fles vol boter kwam. Na een poos namen moeder en de zussen het schudden over, het kleine beetje boter werd ’s avonds over de boterhammen verdeeld. Het oorlogsbrood was ook niet lekker, grijs van kleur en wat zuur.

Op een distributiebon kon je ook tapioca krijgen, dit waren korrels van aardappelmeel. Daar kookte moeder dan pap van. Oudste zus Thea vertelde dat de korrels visoogjes waren en dat die heel lekker smaakten. Zo leerde ik de tapioca of visoogjebrij eten. Toen het niet meer hoefde hebben we het nooit weer gehad.

In de voor- en achterkamer hadden we kolenkachels. Ook anthraciet en steenkool was op de bon, dus altijd zuinig stoken. Oh, wat leerden we zuinig zijn met alles. De was werd gekookt in grote ketels, daarna spoelen met de hand. Geen toetsen indrukken en de wasmachine deed het werk voor ons.

In onze centraal verwarmde huizen kunnen we ons nauwelijks voorstellen hoe koud het was in de winter. Sommige oorlogswinters waren heel streng. Waterleiding hadden we niet. De pompen werden ’s nachts afgesloten, d.w.z. het water liep dan weg. Vader zorgde er ook voor dat de pomp op het schoolplein bij vorst was afgesloten.

09-04 figuur 2

Figuur 2. De Bevrijdingsboom aan de Brinkstraat herinnert aan de bevrijding door de Canadezen in 1945. De boom is een esdoorn en het esdoornblad (Maple Leaf) is het nationale symbool van Canada. Rondom de boom liggen enkele witgeverfde stenen met op één daarvan een kleine plaquette.

Schuilkelder

Heel bijzonder was, dat we, ik denk dat het in de herfst was, en paar nachten in de kelder hebben geslapen. Ik weet nog dat we aan de buitenkant voor het kelderraam een stropak hadden liggen. Dit stropak hadden we gekregen van buurman Meyering. Ook op de vloer hadden we los stro, daarop de matrassen van de bedden. Als kind vond ik dat allemaal wat angstig, tegelijk ook heel bijzonder, want zo was kamperen ook, werd tegen me gezegd.

Vorderingen

Op zeker moment werd door de vijand verboden om naar de radio en dan wel speciaal naar de zender Radio Oranje die vanuit Engeland opereerde, te luisteren. Iedereen die een radio had moest deze inleveren. Het kon ook anders: de radio verstoppen, dat deden veel mensen.

Op zeker moment kwamen de Duitsers fietsen vorderen. We hebben vaders goeie herenfiets verstopt, maar ik weet niet eens meer waar.

Ook koperen voorwerpen werden hier en daar opgehaald, om gesmolten te worden waarna er oorlogstuig van werd gemaakt.

Ook is de kerkklok uit de toren gehaald. Ik heb op de hoek van de school staan kijken hoe de klok op een vrachtwagen werd weggereden. De klokken werden ook omgesmolten. Onze klok kwam na de oorlog gelukkig terug.

Reizen

Reizen in de oorlog was soms ook moeilijk. Er reed een bus door Anloo, van Veendam naar Assen. Zolang er dieselolie was reden ze. Door schaarste hadden bussen soms een houtgasgenerator achter aan de bus hangen. Door de vergassing van het hout kon de bus rijden.

Fietsbanden sleten ook hard. Een lekke band werd eindeloos geplakt. Kinderfietsjes hadden we niet. Ik heb vrij laat leren fietsen op een volwassen damesfiets met houten klossen aan de trappers.

Werken voor de Duitsers

Jonge mensen moesten werken voor de Duitsers. Je kon eraan ontkomen door zo lang mogelijk naar school te gaan. Daarom ging mijn oudste zus Thea na haar Mulo A-examen een jaar Mulo B doen. Daarna ging ze op de fiets naar Assen naar een huishoudschool voor de opleiding huishoudkundige.

Door de oorlog hoefde mijn zus Baukje in 1944 geen Mulo-examen te doen, alle leerlingen kregen het diploma.

De inkwartiering

Op zeker moment, misschien najaar 1944 of begin 1945, kwamen er Duitse soldaten in ons dorp. Ze moesten bij mensen, die daar ruimte voor hadden, ondergebracht worden. Wij hadden beneden, naast de voordeur een studeerkamer en daar moest nu een Duitse soldaat wonen. In het begin was ik daar heel bang voor, de Duitsers moesten een sleutel van de voordeur hebben en liepen in en uit, sommigen stevig stampend met hun zware laarzen op de gele  tegelvloer van de hal. De soldaat die bij ons in huis was, maakte nooit lawaai, stampte niet met z’n laarzen en, zo bleek al gauw, hij moest niets van de oorlog hebben, kortom hij was dienstplichtig. Hij vertelde dat hij getrouwd was en thuis een dochtertje had van dezelfde leeftijd als ik. Ook was hij bang dat zijn regiment door moest trekken naar het zuiden en dat hij in Frankrijk aan het front moest vechten.

Na ongeveer een week moesten ze inderdaad verder, hij gaf ons allemaal een hand en liet zijn adres achter. Vele jaren na de oorlog zeiden we thuis wel eens tegen elkaar: “Zou Thämlitz de oorlog overleefd hebben en zou hij weer op het eiland Rügen waar hij vandaan kwam, terug gekomen zijn? “ Helaas waren we het adres kwijt geraakt. Toen wij in 1993 bij toeval op het eiland Rügen terecht kwamen, zijn we eens op zoek gegaan. Bij de burgerlijke stand kon men ons niet verder helpen. Op de camping lag een huis-aan-huisblad. Dat namen we mee naar huis en schreven een ingezonden brief met de oproep of Georg Thämlitz nog in leven was. Binnen een week kregen we een brief van een neef. Thämlitz had de oorlog overleefd maar was in 1993 niet meer in leven. Op de uitnodiging eens bij hun in Stralsund te komen, gingen we in. Ze lieten ons foto’s zien van Thämlitz in z’n jonge jaren: ik herkende de man op de foto.

Nog altijd hebben we leuk contact met de neef en zijn vrouw in Stralsund.

Niet alleen verschillende gezinnen in Anloo kregen een soldaat in huis, ook de school moest worden gesloten en ontruimd en kwam vol Duitse soldaten. Ik was toch wel wat bang want ik zag in mijn naaste omgeving alleen maar Duitse soldaten. Als ik het dorp in wilde moest ik daarlangs, over het schoolplein.

De schoolkinderen kregen les in het koor van de kerk. Mijn vader ging ook lopende naar Schipborg om daar groepjes kinderen bij iemand thuis een taak op te geven en het huiswerk te bespreken.

Evacués

Niet alleen in ons dorp stond van alles op z’n kop, in het westen van het land was de toestand nog veel erger. Er kwamen veel evacués naar het noorden, in Anloo kwamen veel kinderen uit Den Haag. Al deze kinderen uit Anloo en Schipborg kwamen tijdelijk bij ons op school, we waren ineens een grote school geworden. Vermoedelijk zijn ze een paar maanden, misschien een half jaar in Anloo gebleven.

Sommige kinderen zijn later in de schoolvakantie nog weer terug geweest.
Astrid en Jan van de Water ken ik nog van naam.

Voorvallen

Gedurende de oorlog mocht je bepaalde dingen niet in het openbaar tonen, bijvoorbeeld de Nederlandse vlag, of de oranje vlag. Ook het dragen van een insigne in deze kleuren op de kraag van de jas was verboden. Zo hadden we thuis een klein oranje vlaggetje aan een stokje waar ik mee speelde. Elke keer kreeg ik te horen:”Pas op, ga niet met die vlag naar buiten!” In het voorjaar van 1945 hadden wij drie bloeiende hyacinten in de kleuren rood – wit – blauw in de voorkamer voor het raam staan. Er werd aan de deur gebeld:”Of wij wel wisten dat daar rood – wit – blauw voor het raam stond.’Om moeilijkheden te voorkomen werden de hyacinten naar de achterkamer gebracht.

In mei 1943 gebeurde er iets in Anloo wat ik me nog heel goed herinner. Jonge mannen uit ons dorp werden opgehaald en naar een gevangenis in Vught gebracht. Dit voorval ging als een lopend vuurtje door het dorp, en ieder was er beroerd van. Wij zaten net aan ons middagmaal, we hadden als groente rabarber. Ook nu ik dit schrijf zie ik ons nog aan tafel zitten.

Er zijn uit het dorp heel wat pakjes met extra levensmiddelen naar Vught gestuurd, wij deden samen met buurman Meyering, hun knecht was ook opgehaald.

09-04 figuur 3

Figuur 3. Bevrijding van Noord-Nederland door de geallieerden. Op 13 april kwamen Canadezen met hun zware tanks over de Gasterense weg naar Anloo.

Bevrijding

Na 5 oorlogsjaren 1940-1945 kwam voor ons dorp op 13 april de bevrijding. Hoewel het zuiden bevrijd was en het noorden stap voor stap volgde, ging dit nieuws ook weer als een lopend vuurtje door het dorp. “De Canadezen komen er aan, ze zijn al in Gasteren.”

Na een poosje hoorden we de zware tanks over de Gasterense weg naar Anloo rijden. “We zijn vrij”, riep mijn moeder en duwde me het oranje vlaggetje in de hand, daar moest ik mee de straat opgaan, de Canadezen verwelkomen. Maar dat durfde ik niet, met dat oranje vlaggetje had ik nooit naar buiten mogen gaan en nu moest het. Schoorvoetend liep ik over het schoolplein en ging tot de witte hekken die buurman Meyering voor het huis had staan. Daar op die hoek kon ik de Canadezen over de Gasterense weg ons dorp binnen zien komen. De mensen stroomden naar de Brink, ik ook, nadat ik het oranje vlaggetje had thuisgebracht.

Ten teken van de bevrijding waren er ’s avonds dansfeesten bij café Steven Popken, waar de jongste kinderen buiten voor de ramen er naar stonden te kijken.

09-04 figuur 4

Figuur 4. Het Scholtenshuis in Groningen. Hier zetelde de Sicherheitsdienst. Tien verzetsmensen die hier gevangen zaten zijn vlak voor de bevrijding naar Anloo vervoerd en zijn doodgeschoten teruggevonden in het Onderduikershol in de boswachterij Eext. Op deze plaats houdt Anloo de jaarlijkse dodenherdenking.

 

De band

De oorlogsjaren schiepen een band. Je wist al heel gauw wie je kon vertrouwen en wie niet. Er gebeurden immers vreselijke dingen en daar wil en moet een mens over praten. Wij wisten dat we met de buren, de familie Meyering, vrijuit konden praten. Deze band tussen hun en ons is altijd goed gebleven, ook later toen we niet meer in het huis naast de school woonden.

Ook ds. Wierenga kwam graag bij de familie Meyering en ons binnen wippen met nieuws dat hij weer via vrienden en kennissen had verkregen. Ook deze band is altijd blijven bestaan.

Terwijl ik dit verhaal heb opgeschreven, heb ik alles weer opnieuw beleefd en de beelden weer op het netvlies gehad. Met veel plezier heb ik dit gedaan.

Catharina Timmer-Lemstra
Gieten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *