2014-nr.6 Herinneringen aan Anloo (2)

Nieuwsbrief jaargang 9, nummer 6
september 2014

Herinneringen aan Anloo, opgetekend in 1986 door Gr. van der Werff. Zij was dochter van K. van der Werff die Hoofd der School van Anloo was van 1922 tot 1926. Het verhaal is opnieuw geredigeerd.
Het originele stuk bevindt zich in het archief van de Hervormde gemeente van Anloo.

09-06 figuur 1

Figuur 1. Openbare lagere school Anloo, een oude ansicht

Toen in 1922 Meester van der Werff aantrad als het nieuwe schoolhoofd deed hij dat omdat het oude schoolhoofd door de bepalingen van de nieuwe pensioenwet zijn taak op plm. 70-jarige leeftijd neerlegde.

De oude man was een getrouw nalever van de dorpswetten en had nimmer enige neiging tot vernieuwing op welk gebied dan ook ver­toond. Hij was wellicht een goede onderwijzer in die zin dat hij de kinderen leerde lezen, schrijven en rekenen. Daarin bijgestaan door zijn ook aan de school verbonden dochter (die in 1922 eveneens vertrok), maar hij had geen behoefte gevoeld ooit het lesmateriaal te moderniseren. De inventaris was in geen decennia gewijzigd of aangevuld.

Van het gemeentebestuur kreeg het in 1922 benoemde schoolhoofd K. van der Werff voor een algehele vervanging van de leermiddelen een ruim voldoende budget. Er was inmiddels aan de drieklassige school een jonge onderwijzeres (juffrouw Lambers) benoemd en het hoofd kon nog een tweede onderwijzeres (juffrouw Vredevoogd) ter benoeming voordragen. Zo kon de school een nieuwe start maken. Meester werd door het dorp vriendelijk verwelkomd en beslist feestelijk ingehaald. En meester was jong, energiek, spontaan en vol goede plannen. Fel soms, bezield met de beste bedoelingen, een uitstekend onderwijzer, maar misschien niet altijd tactisch in de omgang met de ouders. Geen diplomaat.

De eerste botsing met de oude gebruiken kwam al heel snel. In die tijd liepen de dorpskinderen op klompen, witte of gele. Voorheen gingen ze zo van de straat met die klompen aan het schoollokaal in, klots klots. “Oh nee”, zei meester van der Werff, “klompen uit in de gang, onder je kapstok, en in de lokalen loop je op je sokken of op pantoffels, maar niet op klompen”. De kinderen gehoorzaamden, zo waren ze. Ze vertelden het wel thuis. En zo kwam de volgende ochtend het “Anloose klompenoproer” tot stand. De vaders kwamen met hun kinderen aan de hand naar school en vertelden de meester even dat de gezondheid van de “kiender” zou lijden door koude voeten en dat ze beslist niet de school zouden ingaan voor meester op zijn nije fratsen terugkwam. Nou, meester peinsde er niet over en het kwam tot een flinke discussie daar voor de school. Het liep naar 9 uur, schooltijd. Er was geen schoolbel en meester gebruikte om de kinderen naar de klassen te roepen een soort benen padvindersfluit, een goed schel geluid. En nu was het 9 uur, meester floot, hard en duidelijk. De kinderen rukten zich los van hun vaders hand, holden de school in, deden de klompen in de gang uit en liepen op kousenvoeten de lokalen in. De vaders, beduusd, trokken mopperend af. Ze hadden de slag duidelijk verloren. Kreeg meester bij die gelegenheid al de kwalificatie “hellich kereltien”? Veel later vond men dat hij wel een “vrömde” was en “hellich”, maar dat hij de kiender meroakels goed leerde en ze nooit sloeg.

09-06 figuur 2

Figuur 2. Juffrouw Lambers

De schoolkinderen kwamen behalve uit Anloo ook uit Gasteren en Schipborg, lopend want fietsen deden ze nog niet. Vooral in de zomer zongen ze veel onderweg, vooral de “groten” die bij meester heel goed twee-en driestemmig leerden zingen. De kleineren hadden het druk onderweg met bloemen plukken. De vensterbanken in de lokalen van de onderwijzeressen stonden in de zomer vol jampotjes met veldbloemen. De schooltijden waren van 9 tot 12 en van 13 tot 15 uur. Om 12 uur moest de kerkklok worden geluid, zorg van meester. Er was nog geen radio en dit klokgelui was het tijdsein voor het middagbegin en dus het middageten. Meester liet het klokluiden uitvoeren door een paar jongens van de hoogste klas. Het werd graag gedaan en ook beschouwd als een soort beloning voor goed werken op school. Meester had zich speciaal voor deze klokkentaak een heel accuraat lopend horloge aangeschaft en alles verliep naar wens. Tot de zomertijd kwam. In “Den Haag” was de zomertijd uitgevonden maar de boerenbevolking voelde totaal niets voor de “nije tyd”: de zon en de dieren hadden hun eigen natuurlijke tijd ingesteld en die was goed genoeg. De officiële tijd werd natuurlijk toch ingevoerd maar voor de school werd een compromis bedacht: schooltijden van 9.30 tot 12.30 en van 13.30 tot 15.30, dus was 12 uur niet meer het einde van de schoolochtend, maar viel midden in het laatste lesuur na het speelkwartier. Meester en leerlingen druk aan het werk met taal, rekenen of geschiedenis. Horloge lag op het tafeltje maar herhaaldelijk was het al 12 uur geweest eer meester aan het luiden dacht en snel de klokkenluiders naar de overkant stuurde. Op een ochtend was het al 12.15 uur en nog heerste er stilte in het dorp. In het schoolhuis ontdekten meesters vrouw en haar hulp hoe laat het was. De ca 16-jarige Lammie Matthijssen zei:” Juffer, meester vergeet de klok weer; zullen wij gaan luiden? Ik heb het vroeger ook wel mee gedaan toen ik nog op school was”. Lammie was een flink meisje, meesters echtgenote een jonge gezonde maar bepaald niet stoere vrouw. Dit tweetal ging luiden maar ze hadden niet voldoende kracht om de klok goed in beweging te krijgen: ze gingen kleppen. En dat betekent brand! In de school schrokken meester en zijn leerlingen op uit hun concentratie. Meester riep eerst: “brand”maar snapte ongeveer tegelijkertijd wat er aan de hand was. Hij rende met zijn vaste luiders naar de overkant en voordat het hele dorp volledig in alarm was luidde de klok alweer luid en krachtig. De rust keerde weer. Meester foeterde wat tegen zijn vrouw en was woedend op zichzelf en nog veel meer op dat idiote tijdcompromis. De volgende weken luidde de klok wel keurig op tijd.

09-06 figuur 3

Figuur 3. Juffrouw Vredevoogd

Meester was tevens organist van de kerk. Dat was op zichzelf natuurlijk niet bijzonder, maar dat in de oproep voor sollicitanten voor de vacature van hoofd der school door het burgerlijk bestuur destijds werd gesteld dat dit organistschap van de te benoemen functionaris werd verwacht, gaf blijk van een wonderlijke vermenging van functies. Hoe dan ook, meester was organist en deze meester was dat met hart en ziel. Geen groot musicus uiteraard maar met ruim voldoende kwaliteiten voor een dorpsorganist; met gevoel voor muziek en het instrument, een goed begeleider van de kerkzang. In den beginne lagen er daar ook problemen: er moest “tempo” in worden gebracht. Men zong zeer zeer gezapig, men zaagde met lange uithalen. Na een paar weken dit gezaag te hebben verdragen trad meester in overleg met dominee Sevenster, die ook graag anders wilde. Bij het begin van de dienst verzocht dominee heel duidelijk of men wat meer op het orgel wilde letten, er zou wat vlugger gespeeld en gezongen moeten worden.

De gemeente luisterde braaf en galmde net als voorheen. Volgende week hetzelfde verzoek: toen bij het eerste gezang geen resultaat bleek zette de organist door en speelde in eigen tempo en dus hield het orgel op voordat de gemeente was uitgegalmd. Zonder orgel, dan gaat het niet verder en dus hielden ze min of meer midden in een galm op. In het vervolg luisterde men naar het orgel; die nije fratsen toch!

Het is een bekend goed instrument, dat Anloose kerkorgel, maar in 1922 had het een goede onderhoudsbeurt en een kleine restauratie hard nodig. Maar zulke zaken kosten geld en het kerkbestuur was bepaald niet royaal, zeker niet voor zoiets ongrijpbaars als een orgelrestauratie. Het orgel speelde toch?! Dus: veto. En ziet, op een zondagochtend tijdens de kerkzang viel het orgel ineens vrijwel uit, het piepte nog een beetje mee maar dat leek nergens op. Ja, dan moest er dus wat gebeuren. Er werd een restaurateur uit “stad”(=Groningen) bijgehaald. De schatbewaarder van de kerk en meester met de Groninger naar boven. Deze laatste zag alras wat de ellende van de vorige zondag had veroorzaakt (een kapot verbindinkje), maar een blik en een waarschuwend “ahem” van meester deed hem zwijgen. Nader onderzoek van het hele orgel bracht wel aan het licht dat een flinke beurt hard nodig was. En zo kreeg het orgel de verdiende onderhoudsbeurt. Meester en de reparateur hebben samen wel plezier gehad over het ontstaan van het kleine mankement dat zulke grote gevolgen had.

De kerk van Anloo was altijd al bekend als een monument, één der oudste kerken van Drenthe, zoniet de oudste. En dus kwamen er belangstellende bezoekers. Meester had de sleutel van de kerk en liet deze gaarne zien aan geïnteresseerden. Op een zomerse dag kwam een groepje seminaristen onder leiding van een priester/leraar, zoals toen gebruikelijk allen in lange zwarte jurken gekleed. Van oecomene had nog niemand gehoord en de scheiding katholiek-protestant was zeer scherp. Meester ging met het groepje de kerk in. De priester wist alles van de kerk en vertelde zijn studenten hoe deze kerk er vroeger uitzag en waar de diverse altaren hadden gestaan. De geïrriteerde opmerking van meester dat het thans een protestantse kerk was werd volkomen genegeerd. Toen viel de blik van de priester op het orgel, daar bleek hij ook in geïnteresseerd. Meester leefde wat op en toen hem gevraagd werd iets te spelen was hij daar gaarne toe bereid. Wel moest dan één van de jongelui mee naar boven om als orgeltrapper te fungeren. Dit gebeurde en weldra klonken volle koraalklanken door de kerk. Weer beneden werd hij overladen door complimenten en dankwoorden. “Weet u wat ik gespeeld heb”? vroeg de organist. “Ik speelde Luthers geloofslied een vaste burcht is onze god”. “oh, eh, juist…. Dank u”. En de priesterschare vertrok met gezinde pas uit de ontwijde kerk.

Intussen had meester een acte landbouw gehaald. Niet dat hij met zijn nieuw verworven kennis de gevestigde boeren van dienst kon zijn. Die vonden al die boekenwijsheid wel prachtig maar gingen gewoon door volgens hun oude patroon. Ja, er werd al jaren kunstmest gebruikt en ook al jaren gezamenlijk gedorst met de dorsmachine waarvan de knorrende motor dan dagenlang in het dorp gehoord werd. Incidenteel werd nog wel een kleine portie met vlegels gedorst maar dat werd een zeldzaamheid. En natuurlijk was er de zuivelfabriek waar de boeren hun melk leverden.

Bij de jonge generatie, de boerenzoons, was er veel meer belangstelling voor “het nije” en zo meldde zich een voldoende aantal gegadigden voor een winteravondcursus welke eens per week in de school van Annen werd gegeven door de Anloose meester. Hij deed het met genoegen en toewijding en was ook zeer tevreden over de ijver van zijn cursisten. Annen was uiteraard per fiets makkelijk te bereiken. Meester reed dan achterom van zijn huis langs het werkhuis en de begraafplaats naar de straatweg richting Annen, dat was de kortste weg. En terug ’s avonds laat dezelfde weg in omgekeerde richting. Maar de Anlooërs schudden het hoofd: ’s avonds bij donker langs de begraafplaats? Wist meester dan niet dat het daar soms spookte? Kort geleden nog liep het spook van de pas overleden boer X daar, jammerend: “ik heb het zo koud, ik heb het zo koud”! Meester was, zoals men had kunnen weten, niet te overtuigen en veranderde zijn route niet, en zag ook nooit een spook.

Wordt vervolgd

Joke en Jan Benjamins

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *